Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 1g
1
Een rechterlijk ambtenaar legt voorafgaand aan de datum van indiensttreding de eed of belofte af volgens het formulier zoals dat is vastgesteld in de eerste bijlage bij deze wet.
2
Bij een opvolgende benoeming binnen hetzelfde gerecht of parket wordt een rechterlijk ambtenaar niet opnieuw beëdigd, tenzij het:
a
de benoeming van een raadsheer in of een vice-president van de Hoge Raad tot president van de Hoge Raad betreft;
b
de benoeming van een advocaat-generaal of een plaatsvervangend procureur-generaal bij de Hoge Raad tot procureur-generaal bij de Hoge Raad betreft;
c
de benoeming van een gerechtsauditeur, niet tevens zijnde raadsheer-plaatsvervanger of rechter-plaatsvervanger, of de griffier van de Hoge Raad betreft.
3
De rechterlijk ambtenaar wordt na de datum van indiensttreding geïnstalleerd. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen gevallen worden aangewezen waarin installatie achterwege blijft.
4
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de beëdiging en de installatie van rechterlijke ambtenaren.
5
In afwijking van het eerste lid worden niet als zodanig beëdigd de plaatsvervangers van rechtswege alsmede de door het College van procureurs-generaal benoemde plaatsvervangers.
6
Een deskundig lid legt voorafgaand aan de datum van indiensttreding de eed of belofte af volgens het formulier zoals dat is vastgesteld in de tweede bijlage bij deze wet.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.